Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) denken op een andere manier en dat heeft invloed op het kunnen begrijpen wat een ander denkt en voelt, op het bedenken hoe iets zal gaan en op communicatie met anderen. Ook kunnen kinderen met autisme de prikkels die binnenkomen via hun zintuigen, zoals geluiden of temperatuur, anders verwerken, daardoor zijn ze voor sommige prikkels extra gevoelig en merken ze andere prikkels juist nauwelijks op.

Alles wat kinderen met autisme zien, horen, ruiken, proeven of voelen, wordt op een andere manier verwerkt in de hersenen. Kinderen met autisme kunnen onderling sterk van elkaar verschillen. Elk kind heeft dan ook een andere mix van sterke en zwakke kanten. Sommigen hebben bijvoorbeeld een goed oog voor detail, zijn eerlijk en recht door zee. Maar diezelfde kinderen kunnen tegelijkertijd moeite hebben met sociale contacten, met overzicht houden en opvallend weinig verschillende interesses hebben. 

Een kind met autisme kunt u herkennen aan een aantal signalen en kenmerken. Dit kunnen zijn:

  • Onhandig en angstig gedrag in sociale situaties
  • Weinig begrip en gebruik van oogcontact, gezichtsuitdrukkingen en lichaamshouding
  • Niet of nauwelijks leren van sociale ervaringen
  • Ontbreken van wederkerigheid in het contact
  • Angst voor veranderingen
  • Fanatiek vasthouden aan bepaalde routines
  • Koppigheid en drift (veroorzaakt door angst)
  • Een eenzijdige belangstelling
  • Over- of ondergevoeligheid voor prikkels als geluid, temperatuur of aanraking
  • Soms een trage taalontwikkeling
  • Eigenaardig ouwelijk taalgebruik
  • Taal letterlijk nemen
  • Een onhandige, stijve motoriek 
  • Stereotype gedrag (bijvoorbeeld fladderen, draaien met hand of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam)
  • Afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel

De term autismespectrumstoornis is afkomstig uit de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), een van de meest gebruikte internationale classificatiesystemen in de geestelijke gezondheidszorg. De stoornissen in de DSM worden beschreven op basis van waarneembaar gedrag.

Voorheen werden er verschillende vormen van autisme onderscheiden in de DSM:

  • Autistische stoornis (ook wel klassiek autisme)
  • Syndroom van Asperger 
  • Syndroom van Rett
  • Desintegratieve stoornis
  • En een restgroep ‘Not Otherwise Specified’ (ook wel PDD-NOS genoemd)

Sinds de komst van de DSM -5 in 2013 is er sprake van nog maar één diagnose: autismespectrumstoornis (ASS). Autisme is een spectrum. Dit houdt in dat autisme in verschillende vormen en gradaties kan voorkomen. Autismespectrumstoornis (ASS) is de verzamelnaam voor de verschillende vormen van autisme.

De belangrijkste wijziging in de DSM -5 is dat er voortaan twee in plaats van drie domeinen zijn.

De twee domeinen zijn nu:

  1. Beperkingen in de sociale communicatie en interactie
  2. Repetitief gedrag en specifieke interesses